Met een klantenbestand dat teruggaat tot Napoleon Bonaparte en keizerin Sisi, is het koesteren van je culturele erfgoed bijna een plicht. Toch is ook moderniseren onvermijdelijk, en focust het oer-Hollandse Royal Coster Diamonds zich voor het eerst in zijn rijke geschiedenis op een uiterst ongrijpbare doelgroep: de calvinistische, nuchtere Nederlander. Een precaire balans.

 

Museumkwartier, eind januari. Her en der zijn een paar korte rijen aan toeristen te bekennen, die staan te wachten om de schilderkunsten van Hollandse meesters te bezichtigen. Daar blijft het bij: met het druilerige weer lijken grote hordes toeristen niet de voorkeur te hebben voor een ommetje langs Amsterdamse bezienswaardigheden.
 

Voor het museum van ’s werelds oudste (nog werkende) diamantenslijperij, is er geen rij te zien. Afgezien van een handvol Engelssprekende klanten in joggingkleding, zijn er geen toeristen te bekennen in de drie panden van Royal Coster Diamonds. Niet dat de kalmte in het monumentale pand een reden is voor kopzorgen: het ‘seizoen’ begint pas zodra de Keukenhof verandert in een bloemenzee.