Het was 22 oktober 1978. En het was opvallend warm voor de tijd van het jaar en bovenal erg benauwd, broeierig. Allerminst ideaal weer om een marathon te lopen. Ik ging de New York City Marathon lopen. Halverwege was ik halfdood en bij de finish was ik voor driekwart dood. Ik had drie weken nodig om bij te komen. Zelden zo moe geweest.

Een tijdje terug moest ik in drie dagen tijd een manuscript bewerken. Jezus zeg, wat een verschrikkelijk grammaticale en stilistische puinhoop was dit! Ik had die drie dagen heel hard nodig. De drie bijbehorende nachten trouwens ook. Zelden zo moe geweest.

Vorig jaar vloog ik naar Atlanta. Ik zat naast een man die alles maar dan ook alles en dan nog veel meer van waterpompen wist. Ik wist niks van waterpompen en wou dat graag zo houden. Maar hij ging maar door. Echt waar: u-ren-lang. En ik kon geen kant op. Zelden ze moe geweest.

Ik had vorige week mijn iPhone laten liggen op een bank ergens aan de Waal. Daar kwam ik pas achter toen ik weer thuis was. Kunt u zich een leven voorstellen zonder iPhone? Nou, ik ook niet. Ik moest zo snel mogelijk terug naar die bank. Shit! Fietssleuteltje kwijt! Ik zocht me rot naar...