Voor herenmodeketen The Society Shop breken aan het eind van het jaar hoogtijdagen aan. De levenslessen van directeur en grootaandeelhouder Hans Beer – over zes dagen per week werken, de klap van fraude en het beste medicijn tegen zakelijke verslapping.
OUDERS
“Grappig: omdat ik altijd met het nu bezig ben, en met de toekomst, speelt het verleden voor mij geen enorme rol. Het meeste ben ik vergeten. Maar goed, ik groeide op in Amsterdam-Zuid. Mijn vader werkte als verkoper in The Society Shop op de Van Baerlestraat, lang voordat hij in de jaren tachtig het bedrijf overnam. Ook toen mijn ouders uit de Sloestraat in de Rivierenbuurt naar Abcoude waren verhuisd, fietste ik elke dag op en neer naar het Amsterdams Lyceum.
Maar ja, school… Ik deed de havo, het talenpakket met economie, maar ik spiekte alles zo’n beetje bij elkaar. Met mij was geen land te bezeilen, ik had geen idee wat ik met mijn leven wilde. Beetje sporten, wielrennen, varen, dat vond ik leuk. Het was mijn vader die mij op een goede dag, ergens in 1978, naar New York trapte. Gewoon: ga maar eens in een échte stad kijken hoe het werkt. Ik kreeg een vliegticket enkele reis cadeau – en studiekosten zou hij ook voldoen.
Mijn moeder vond het niks en ik stond ook niet echt te trappelen. Na drie maanden, ik volgde lessen aan het Fashion Institute of Technology, heb ik mijn vader gebeld: een grote stad is helemaal niks voor mij – ik ben niet van mensenmassa’s, van drukte. En de taal ligt me ook lastig. Zoek het maar uit daar, zei hij. Zo kwam ik op eigen houtje terecht bij de University of Texas in El Paso, vlakbij de Mexicaanse grens. Studeerde marketing en management, maar geen fashion – dat leerde ik in het weekend, in de fabriek van de Brabantse modefamilie Van Gils die ik via mijn vader enigszins kende.
Ze hadden een fabriek in Cuidad Juarez, aan de andere kant van de grens. Daar heb ik drie jaar lang gewerkt terwijl ik mijn studie afrondde: snijden, confectioneren. Die hele periode ben ik niet een keer teruggekomen naar Nederland. Ik ben mijn vader achteraf dankbaar dat hij mij los heeft gelaten, al was het een nogal stevige ingreep.”
SCHOOL
“Ik was een einzelgänger, geen mens voor feesten en partijen. Tja, de oudste van drie zoons, met telkens vijf jaar ertussen, vader altijd aan het werk, mijn moeder wel thuis maar toch vooral met mijn broers bezig. Je eigen boontjes doppen, dat groeit er gewoon in.
Braaf was ik ook. Nooit een sigaret, geen druppel alcohol tot aan mijn veertigste. Op school herinner ik me geen diepe vriendschappen. Mijn leraar handelswetenschap ontstak wel een lontje: hoe zit de wereld in elkaar? Hoe onderhandelen bedrijven, landen? Die brede kijk vond ik razend interessant.
Maar pas in de Verenigde Staten kreeg ik door dat andere mensen best aardig kunnen zijn. Er waren veel oudere studenten, met levenservaring. Daar kwam het tot clubjes. Met een mannetje of vier in het weekend skiën in New Mexico, ik had er een oude Volkswagen Porsche op de kop getikt, een 914, daar trokken we soms diep Mexico mee in. Daar leerde ik de waarde van vriendschap.”
VAKANTIEBAANTJE
“Als jongen was ik steevast op de Vinkeveense Plassen te vinden. Een motorboot wilde ik, maar mijn vader zei: jij leert zeilen en we kopen een 470, een nogal logge boot. Dat leek me te traag, dus het werd een catamaran. Daar was ik altijd mee bezig.
Logisch dat ik daar een baantje kreeg ook: pompbediende bij een jachthaven, bootjes ophalen en wegbrengen. En dan ’s ochtends om zeven uur met een maatje waterskiën, over de doodstille en rimpelloze plassen, de politie sliep nog.”
JEUGDHELDEN
“De Britse Formule 1-coureur Jim Clark, twee keer wereldkampioen in de jaren zestig, was mijn held, een stijlvolle man ook – ik had als zesjarige jongen een pyjama waar achterop zijn portret was geborduurd. Steve McQueen vond ik om diezelfde reden een rolmodel: snel en handsome. Stoere gasten. Zo wilde ik ook wel leven.
In het vak raakte ik sterk onder de indruk van een opmerking van Madeleine Pauw, eigenaresse van modeketen Pauw. Ik kwam haar in Amsterdam een jaar of tien geleden tegen op straat, de crisis was op zijn hoogtepunt, het was een lastige tijd, allemaal gedoe. ‘Complimenten voor wat jullie allemaal hebben gedaan’, zei ze alleen maar, op een moment dat ik daar helemaal geen aanleiding voor voelde. Die kwam wel binnen, zo wás het dus ook gewoon.”
GROTE LEVENSLES
“Ik ben er altijd van uitgegaan dat ik er alleen voor sta. Daarom vroeg ik ook nooit iemand om hulp. Eigen initiatief, eigen verantwoordelijkheid nemen, het zit er gewoon heel diep in bij mij. Zelfs toen we een extra kredietlijn moesten nemen bij de bank, ging ik zelf, en alléén, naar de kredietcommissie van de ABN in Zwolle.
De zaak bepleiten, nee: míjn zaak. De boel zelf lostrekken. Ik kreeg pas laat door dat zoiets je echt uitput. Dat er vrienden bestaan die je kunt vertrouwen, die althans een deel van jouw problemen kunnen oplossen. Mensen bij wie je terecht kunt als het echt nodig is. Dat is bij mij rijkelijk laat doorgedrongen, maar gelukkig wel op tijd.”
'Ik ontdekte de kracht van vrij denken tijdens de crisis. Er kwam een oerkracht op, de wil om te winnen'
GROOTSTE MISVATTING
"Ik heb altijd honderd procent vertrouwen in mensen. In alle mensen. Vertrouwen geven kost geen energie, telkens over je schouder kijken wel. Natuurlijk is dat vaak beschaamd en toch heb ik die houding nooit bijgesteld. Ik reken er telkens weer op dat vertrouwen dat je geeft, terugkomt.
Is dat een misvatting? Tja. Inmiddels ben ik wel een stuk alerter dan vroeger. Niet wantrouwend, maar, hoe zeg je dat, scherp. Al zal ik het deksel vast nog een paar keer op mijn neus krijgen. Dan is het overigens wél over en uit met die persoon. Die kijk ik dan nooit meer aan.”
HOBBY
“Mijn werk is mijn hobby, haha. Nou ja, het is wel zo, ik ben jarenlang zes dagen per week op de zaak geweest en nog steeds kan ik ook op zondag even langsrijden. Maar goed, in mijn vrije tijd doe ik aan watersport en aan skiën.
Met drie maatjes de bergen in, een van hen exploiteert appartementen in Les Gets in de Franse Alpen, een prima uitvalsbasis. Twee keer per jaar, nooit langer dan vier dagen, dan raak ik verveeld en wil ik weer aan de slag. Ik woon nu zelf in Vinkeveen, daar ligt een RIB voor de deur. Een pijlsnelle rubberboot, alleen staanplaatsen, driepuntsgordel om en gaan.”
SPORT
“Lang hardgelopen maar mijn knie wil niet meer zo goed. Inmiddels train ik met een personal trainer drie keer per week anderhalf uur in een gym in de buurt. Binnen. Jarenlang heb ik geroepen dat dat geen plaats was voor binnensport, maar daar ben ik van teruggekomen.
Er moet wel iets heel belangrijks zijn wil ik dat afzeggen. En ik betaal die man niet om op de loopband te staan: het is een pure krachtsinspanning, inclusief bokstraining. Laten we zeggen: ik merk na afloop wel dat het serieus is geweest.”
INSPIRATOR
“Vaak worden nieuwe ideeën snel neergesabeld door mensen die vinden dat iets niet kan of al tevergeefs geprobeerd is. Vreselijk – ik heb weinig geduld voor negativiteit. Mijn inspirators zijn de mensen die positief ingesteld zijn, kansen zien, iets net zolang proberen totdat het wél lukt. Better be a pirate than join the navy, zoals Steve Jobs ooit zei – gráág.
Zulke piraten zijn niet altijd jonge mensen trouwens. Het gaat om karakters die niet zijn vastgeroest, die slagvaardig en wendbaar zijn. Iemand in het magazijn die intuïtief en origineel meedenkt over alternatieven voor het gebruik van plastic. Iemand op de marketingafdeling die een volstrekt tegendraads idee oppert.
Zulke geesten gaan het gif tegen dat na een paar succesvolle jaren in elke organisatie sluipt: verslapping. Zelf merkte ik de kracht van vrij denken tijdens de crisis. Met bijna geen tijd, geld en mensen overleven, daarbij komt een soort oerkracht naar boven, de wil om te winnen – en vandaaruit: creativiteit.”
BLUNDER
“Drie hele weekenden was ik in de fabriek in Mexico knopen aan het tellen. Ben van Gils, die daar de leiding had, had me gevraagd om een inventarisatie van de voorraden in het fourniturenmagazijn. Er lagen duizenden knopen in soorten en maten, het was er altijd veertig graden.
Toen ik hem, letterlijk uitgeteld, mijn formulier overhandigde, zei hij: ik betaal je maar voor één weekend. Want? stamelde ik. ‘Je hebt niet nagedacht. Had honderd knopen geteld en die gewogen.’ Ik moest even nadenken en toen kon ik mezelf wel voor mijn kop slaan.”
LEZING
“Ik ben geen man van groepen, ik ga niet snel in een zaaltje zitten om naar een of andere goeroe te luisteren. De beste lessen leer ik in een-op-een-gesprekken, zoals met mijn adviseur Jan Meerman van brancheorganisatie INretail, of de personal coach die ik voor het managementteam heb ingeschakeld. Een van de beste lessen staat op een bordje hier in de hal. Running away from your problems is a race you will never win staat daarop.
Dat leerde ik zelf toen ik in 1996 met Jeroen Bik The Society Shop kocht van de investeerdersgroep Goudsmit. Zij wilden er dolgraag vanaf, wij hadden een concreet vernieuwingsplan, ik kende de keten al als directeur inkoop: de deal was snel gesloten. Er was wel erg veel voorraad, grotendeels meer dan twee jaar oud, vrijwel onverkoopbaar.
Lekkere start, maar we hadden geen tijd om daar somber over te gaan doen: meteen handelen, wegzetten in de winkels, doorpakken met nieuwe collecties. Sindsdien wacht ik nooit langer dan strikt noodzakelijk om een tegenslag aan te pakken. Wat daarbij hielp was dat Jeroen en ik, tegenpolen qua karakter, elkaar volkomen respecteerden. Twee woorden waren telkens genoeg.”
'Ik vertrouwde bijna niemand meer op kantoor: wie zaten er nog meer in het complot?'
ONTMOETING DIE MIJN LEVEN VERANDERDE
“In 2006, vlak voor de crisis, kocht ik Jeroen Bik uit en werd ik de enige eigenaar van The Society Shop. Al snel bleek dat een flinke klus, om het netjes te zeggen.
Ik wandelde ergens in 2008 in Vinkeveen met mijn honden, vaste prik. Mijn buurman René Bultena liep er met zijn honden, een ondernemer met wie ik al weleens over de zaak sparde en op de plas zeilde. Hij hield zijn pas in: wat zie jij eruit. Ik begon over de werkdruk, de plannen. Stop, zei hij. Ik heb voor jou deelname geboekt aan de Heineken Regatta op Sint-Maarten. Jij gaat mee.
Kan niet, zei ik – het bedrijf kan geen dag zonder mij, dan gaat het mis. Hij bleek onvermurwbaar, had inderdaad al alles geregeld. Zo stond ik een paar weken later op een zeiljacht als een gek te knokken voor de overwinning in de race.
Aanvankelijk probeerde ik in het hotel daar nog updates doorgestuurd te krijgen, maar de modems waren traag. Bliepbliep, weer een paginaatje spreadsheet. Niet te doen, dat moest ik wel loslaten. Nooit was ik langer dan drie dagen weg geweest en nu moest ik al mijn energie op de race gooien. Het voelde achteraf als een soort redding: als René me niet mee had getrokken, was het misschien wel slecht afgelopen. Hij is nu een van de medeaandeelhouders. O ja – we werden tweede.”
WORK-LIFE-BALANS
“Ik ben een ochtendmens: elke dag om zeven uur op de zaak, de rust gebruiken voordat de winkels opengaan om tien uur. Maar ik heb de val vermeden waarin mijn vader is getrapt: alleen maar werken.
Dat komt vooral door mijn geliefde. Paulette heeft mijn leven veranderd. Ze komt uit Kaapstad, heeft wat van de wereld gezien en is volkomen blij met wie ze is en met wie ik ben. We denken en voelen hetzelfde, er is geen stress. Bij haar kom ik thuis – en dat is weleens anders geweest. Paulette is coach en yogalerares en erg bezig met de gevoelskant van het leven. Die kende ik niet bijster goed. Door haar kan ik mezelf veel meer openstellen dan vroeger.”
BESLISSING
“De webshops rukten op begin deze eeuw, maar Jeroen en ik hadden geen geld om zoiets op te zetten – en eerlijk gezegd ook geen idee wanneer zoiets zou gaan bijdragen aan het resultaat.
We konden kiezen: het web op of investeren in outletstores in Nederland, België, Duitsland. Ik heb de knoop doorgehakt: we gingen het land in. Dat bleek na een jaar al profijtelijk. Zo konden we geld verdienen om later alsnog de digitale slag te slaan. Toen hadden anderen de kinderziektes al uit het systeem gehaald.”
MISLUKKING
“In het voorjaar van 2012 kwam Steppin’ Out op de markt. Vrijetijdskleding, dat zou een mooie combinatie zijn met onze pakken. En: we konden flink gaan groeien. Achteraf was de deconfiture die volgde gebaseerd op drie misvattingen.
Ik had ten eerste mijn onderbuik moeten vertrouwen. Ik heb me laten overtuigen, mijn gevoel opzijgezet. Ten tweede: we kochten voor het faillissement, uit vrees dat we anders met stugge curatoren moesten gaan onderhandelen. Veel te veel betaald.
Drie: we zijn het ‘erbij gaan doen’. Iedereen was intern razend enthousiast, iedereen stortte zich op de nieuwe aanwinst – en daardoor zakte de focus op de shops weg. Binnen twee jaar was Steppin’ Out alsnog failliet. Een wijze en dure les.”
NEGATIEVE INVLOED DIE IK MOEST VERSLAAN
“Onze voormalig financieel directeur Frans Groenendijk, aandeelhouder ook, bleek tussen 2008 en 2010 in totaal zo’n half miljoen euro uit de zaak te hebben verduisterd.
We werkten samen in de administratie: alle betalingen namen we samen door en dan zette hij ze klaar. Op een zondag liep ik rustig eens wat bankafschriften door toen ik merkte dat een bepaald afschrift nogal scheef zat. Een kopie, ontdekte ik, met een opvallende overboeking. Ik schrok me kapot, ben ’s nachts op kantoor door alle mappen gegaan en kwam telkens meer gekopieerde afschriften tegen. Knip- en plakwerk, dat bleek toen ik bij de bank de originelen had opgevraagd.
Mijn onderzoek moest in het grootste geheim verlopen, het was verschrikkelijk. Ik vertrouwde bijna niemand meer op kantoor: wie zaten er nog meer in het complot? Het bleek dus alleen die meneer te zijn: pek en veren. En een rechtszaak.
Maar ja, zijn advocaat kreeg gedaan dat de onttrokken geld werd verrekend met een nogal hoge waardering voor zijn belang. Zonder cel of boete. Ik wilde niet doorprocederen: reputatieschade. Zo winnen de klootzakken soms, volkomen ten onrechte. Ik kan daar niet te lang bij stilstaan.”
TOEKOMST
“Mijn dochter is na een studie industrial design in Delft als digitaal ontwerpster via een omweg in de optiehandel terechtgekomen, ze ontwerpt inmiddels online platforms. Mijn zoon is na een studie design gaan werken als programmeur en websitedesigner. Ze willen allebei niet de zaak in. Jammer, maar begrijpelijk.
Ze zeggen: jij steekt zoveel tijd in je werk, daar staat echt te weinig tegenover. Dat kan, daar moet je niet lullig over doen. Maar laatst overleed een goede vriend van me, zomaar ineens, hij was 54. Sindsdien ben ik nogal aan het denken gezet over The Society Shop na Hans Beer. Er eten wél tweehonderd mensen van, met hun gezinnen – draait het niet allemaal te veel om een persoon nu – om mij?
'Bij Paulette kom ik thuis, ik stel mezelf veel meer open dan eerst'
Ik hoop tot mijn tachtigste door te werken, maar dat heb je niet helemaal zelf in de hand. De huidige aandeelhouders hebben op dit moment niet de mogelijkheid of ambitie om de algemene verantwoordelijkheid op zich te nemen. Daar breek ik me weleens het hoofd over.
Ik denk dat ik eraan toe raak om ruimte te geven aan iemand van wie ik het gevoel heb dat die de ruimte ook neemt – iemand die het bedrijf naar het volgende level tilt. Zo iemand moet bestaan.”
INZICHT
“Als er één woord is dat de huidige tijd beschrijft in retailland, in de hele wereld trouwens, is dat: snelheid. En dat past bij mij, ook op mijn 59ste. Ik rijd nog steeds te hard, de meetings zijn korte meetings, ik schakel snel – beslissingen moeten niet langer duren dan nodig is. Zie de overjarige voorraad, de fraude. Het is: erop en erover.”