C&A heeft voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog geprofiteerd van de nazi’s. Zo kreeg het modeconcern winkelpanden van joden in handen en werden Russische en joodse dwangarbeiders ingezet. Dat blijkt uit onderzoek van professor Mark Spoerer naar de rol van C&A in oorlogstijd, waarvoor de familie Brenninkmeijer zelf opdracht heeft gegeven.

De bevindingen zijn ‘verontrustend en ronduit schokkend voor mijn familie’, zegt topman Maurice Brenninkmeijer in de Duitse krant Die Zeit. Het is het eerste interview ooit van een bestuursvoorzitter van het van oorsprong Nederlandse modeconcern.

Spoerer heeft vijf jaar lang aan het boek gewerkt. Daarin is onder meer te lezen dat C&A profiteerde van de onteigening van joods vastgoed en joodse winkels, wat in 2011 al in een boek van Kai Bosecker werd onthuld. Dat C&A Russische krijgsgevangen voor zich liet werken, wist Brenninkmeijer niet. “Nieuw voor mij is ook onze relatie met de getto in Lodz. Ook dat is pijnlijk.”

De bestuursvoorzitter denkt dat zijn voorouders uit opportunisme gehandeld hebben. Doordat ze zich alleen op het modebedrijf gefocust waren, hebben ze volgens Brenninkmeijer de waarden van C&A uit het oog verloren en ethisch verkeerde beslissingen genomen. “Het is een bewijs van zoveel harteloosheid”, zegt hij. Brenninkmeijer denkt niet dat zijn voorouders overtuigde nazi’s waren, omdat er in het boek nergens te lezen is dat een familielid zich positief uitlaat over de nazi-ideologie.

De bestuursvoorzitter laat in het interview ook weten dat C&A momenteel 68 aandeelhouders telt. Zij bekleden een managementfunctie binnen het bedrijf en alleen hun kinderen komen in aanmerking voor een tienjarig trainingsprogramma om een topfunctie te kunnen bekleden. Wie stopt als manager kan zijn aandelen niet overdragen aan zijn kinderen, maar moet die verkopen aan het moederbedrijf. Op die manier denkt Brenninkmeijer van generatie op generatie te kunnen overleven. “Zo zorgen we ervoor dat de groep eigenaren op één lijn zit en dezelfde waarden en intenties heeft.”