Blokker stond in zijn recht bij het opzeggen van het franchisecontract voor zijn winkel in Delft. Franchisenemer Wouter Fischer was namelijk meerdere verplichtingen aan het hoofdkantoor niet nagekomen. Dat heeft de rechter vrijdag bepaald, meldt Het Financieele Dagblad.
Fischer had een kort geding aangespannen, met als belangrijkste doel om Blokker te dwingen de leveringen weer te hervatten. De winkelketen wordt daar echter niet door de rechter toe verplicht en hoeft ook geen inzicht te geven in de totstandkoming van de in- en verkoopprijzen van artikelen, zoals Fischer had geëist.
Hij claimt de afgelopen jaren niet de overeengekomen inkoopkortingen van 34 tot 37 procent te hebben gekregen, maar percentages die tussen de 25 en dertig procent liggen. De retailer zou de marge van de ondernemer verminderd hebben ‘om economische teruggang op te vangen’, aldus zijn raadsman Theunis Meijer vorige maand. Hij vermoedde dat het hoofdkantoor de pijn van de malaise in de markt volledig bij zijn franchisenemer neerlegt.
De rechter wijst er echter op dat de franchiser een forse betalingsachterstand had, regelmatig geen jaarstukken kon overleggen en tegen de afspraken in goederen inkocht bij derde partijen. Bovendien verkocht hij een deel daarvan door, zonder de opbrengsten te gebruiken om zijn schuld bij Blokker af te lossen. Dat was in februari de druppel voor Blokker, aldus advocaat Hein Hampe.
Blokker wil dat Fischer per direct de naam Blokker van de gevel haalt, maar daarin gaat de rechter niet mee omdat het geen spoedeisend belang zou hebben. Zo loopt er nog een bodemprocedure en blijkt Blokker bepaalde goederen nog gewoon te leveren aan Fischer.
Reacties 0