Slagerij Messar moet binnen twee weken haar kraam in de Rotterdamse Markthal hebben ontruimd. De uitbater heeft horeca als hoofdactiviteit en dat is niet toegestaan, zo oordeelde de rechter vrijdag.

De rechter heeft na een bezoek aan de Markthal vastgesteld dat de kraam ‘niet de uitstraling heeft die van een slagerij mag worden verwacht’. Hij spreekt van een zeer beperkt assortiment van vleesproducten, terwijl er wel een ruim aanbod is van producten om te plekke te consumeren. Bovendien oogt de presentatie in de vitrine volgens de rechter als een horecazaak en niet als een slagerij. Ook de aanwezigheid van tafels en krukken, die ongeveer een derde van de vloeroppervlakte innemen, ziet de rechter als een uiting daarvan.

‘De mogelijkheid om vers vlees voor thuisconsumptie te kopen, is volstrekt ondergeschikt aan de mogelijkheid om ter plekke een broodje met vlees te nuttigen’, stelt de rechter in zijn vonnis. Daarmee overtreedt de halalslagerij de huurovereenkomst, waarin horeca-activiteiten uitdrukkelijk worden verboden.

In een kortgedingprocedure eerder dit jaar wees de rechter een verzoek van Klépierre om het contract met Messar te ontbinden nog af. De uitbater stelde ‘afwijkende afspraken’ met de Markthal-eigenaar te hebben gemaakt, die de rechter in een bodemprocedure wilde uitzoeken. Die afspraken zouden gaan over een ‘bescheiden’ horecadeel dat aan de verskraam mocht worden toegevoegd. Zelfs als die afspraken mondeling zouden zijn gemaakt, kan de huurder daar geen beroep op doen omdat horeca de hoofdactiviteit is, zo oordeelt de rechter.