Dwangarbeid bij spinnerijen van grote fashionketens

Retailers waaronder C&A, Primark en H&M laten kleding onder erbarmelijke arbeidsomstandigheden produceren in Indiase spinnerijen. Dat stellen de Landelijke India Werkgroep (LIW) en de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) in het rapport Flawed Fabrics dat maandag is gepubliceerd. 

De organisaties onderzochten de arbeidsomstandigheden in vijf textielfabrieken waar tieners en jonge vrouwen werken. Zo spraken ze met 150 arbeiders en analyseerden ze bedrijfsinformatie en exportgegevens. De werknemers maken lange werkdagen voor lage lonen en mogen het bedrijfsterrein zelden verlaten, aldus het rapport. De katoenen garens en stoffen uit deze fabrieken worden in de Indiase kledingindustrie gebruikt en geëxporteerd naar andere productiecentra, zoals Bangladesh.

Het merendeel van de inkopende fashionretailers doet geen controles en werkt niet aan verbetering in de spinnerijen. Bedrijfscontroles zijn volgens onderzoeker Martje Theuws van SOMO niet toegerust op het opsporen van dwangarbeid. “Bovendien is er geen ketentransparantie. Lokale vakbonden en arbeidsrechtengroepen worden consequent genegeerd.”

Primark laat in een reactie aan de Volkskrant weten een onderzoek in te stellen naar de situatie, terwijl C&A erkent dat er op het gebied van arbeidsomstandigheden ‘gronden voor verbetering zijn’. H&M overweegt naar eigen zeggen de katoenspinnerij op een zwarte lijst te zetten. “Dit betekent dat H&M eist dat onze producenten bij deze spinnerij geen stof meer inkopen voor H&M-kleding.”

Twee van de onderzochte spinnerijen leveren aan Bengaalse fabrieken die onder The Bangladesh Accord on Fire and Building Safety vallen. Dit verdrag is opgesteld na de ramp met de textielfabriek Rana Plaza. SOMO en LIW roepen minister Lilianne Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op om haar inspanningen voor betere arbeidsomstandigheden in de Bengaalse kledingindustrie te verbreden naar de Indiase textiel- en kledingindustrie.