De angst voor uitholling van binnensteden als gevolg van leegstand is deels ongegrond. Hoewel steeds meer kantoren en winkels leegstaan, zijn er veel mogelijkheden om deze panden een andere functie te geven. Dat concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de notitie ‘Bestendige Binnenstad’, dat in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is opgesteld.
In Nederland heerst volgens het PBL het schrikbeeld van de Amerikaanse ‘doughnut cities’, waarbij steden een volledig uitgeholde kern hebben. Sinds de crisis loopt de winkelleegstand in de Nederlandse binnensteden weliswaar harder op dan daarbuiten, maar daarvoor was de winkelleegstand op die locaties juist kleiner dan daarbuiten.
Een verklaring voor de toenemende leegstand in de binnenstad is volgens de onderzoekers dat de winkelfunctie in binnensteden voor een belangrijk deel uit recreatief winkelen bestaat, wat relatief conjunctuurgevoelig is. De toenemende leegstand is dan ook vooral het gevolg van het stoppen van winkels in het segment van funshoppen. Het aandeel in de totale leegstand hiervan is gestegen van 51 procent in 2004 naar 65 procent in 2014.
De winkelleegstand is in binnensteden groter dan daarbuiten en loopt sinds de crisis ook sneller op. Toch is het verschil tussen leegstand in binnensteden en de overige gebieden nu minder prominent dan tien jaar geleden. Hoewel de trend op dit moment ongunstig is voor binnensteden, is het volgens het PBL te vroeg om conclusies te trekken over het structurele karakter daarvan, laat staan om te spreken van uitholling.
Ontwikkeling leegstandspercentage winkels (WVO) per gebiedscategorie
Bron: Locatus
Er is volgens de onderzoekers veel aandacht voor strategieën om de positie van de binnenstad te versterken. Transformatie van leeg winkel- en kantoorvastgoed naar woningen is relatief kansrijk in stedelijke gebieden waar nog hoge druk is op de woningmarkt, terwijl in steden in krimpgebieden juist sloop voor de hand ligt. Vanwege het schaalniveau is volgens het PBL hierbij geen rol weggelegd voor de Rijksoverheid, maar eerder voor coördinatie op regionaal niveau.
Reacties 0