Chinese gevangen zouden onder dwang kleding produceren voor onder meer C&A en H&M. Dat schrijft ex-gedetineerde Peter Humphrey op basis van zijn eigen ervaring in een bijdrage in Financial Times.
Humphrey omschrijft de gevangenis Shanghai Detention Centre als een bedrijf waar de gevangenen fabriekswerk voor verschillende bedrijven moeten doen. Op zijn afdeling werden verpakkingen gemaakt en herkende hij merken als C&A en H&M. Met het werk konden de gedetineerden geld verdienen om snacks te kopen, maar ook punten sparen voor strafvermindering.
C&A laat in een reactie aan Het Financieele Dagblad weten de beschuldiging serieus te nemen en te onderzoeken. De retailer zegt geen enkele vorm van gedwongen arbeid in zijn productieketen te tolereren. “Als we op dwangarbeid stuiten, stoppen we met die leverancier”, een woordvoerder. Het modebedrijf zegt alle 273 Chinese fabrieken jaarlijks te controleren en niet op gevangenenarbeid te zijn gestuit.
C&A heeft vorig jaar de namen en adressen van alle tweeduizend fabrieken waarmee wordt samengewerkt op zijn eigen website gepubliceerd. “Transparantie leidt tot meer verantwoordelijkheid en gedragsverandering”, zei chief sustainability officer Jeffrey Hogue daarover tegen RetailTrends. Door transparant te zijn kunnen klanten en stakeholders er volgens hem op vertrouwen dat C&A de juiste keuzes maakt 'met betrekking tot de partners waar we mee werken en in de wijze waarop onze kleding wordt gemaakt’.
Reacties 0