Eye Wish heeft tevergeefs een kort geding aangespannen tegen een franchisenemer met een betalingsachterstand. Moederbedrijf Brilmij zegt nog enkele tonnen tegoed te hebben, maar heeft mogelijk ‘onrechtmatig gehandeld in de precontractuele fase’. Dat blijkt uit een uitspraak van de rechtbank in Amsterdam.
De zaak draait om een ruim drie jaar terug geopende winkel in de hoofdstad. Al snel ontstond er bij de franchisenemer een betalingsachterstand, die afgelopen december was opgelopen tot 330 duizend euro. Daarbij gaat het om zowel de franchisefee als andere betalingsverplichtingen, zoals de huur.
Een voorstel voor een exitregeling leidde afgelopen zomer tot niets. De franchisenemer wilde onder meer dat alle schulden werden kwijtgescholden en dat Brilmij het filiaal zou terugnemen. Begin dit jaar heeft Brilmij de winkel aan Plein 40-45 ‘opengebroken en in bezit genomen’, aldus de franchisenemer.
De franchisenemer is van mening dat door Brilmij onjuiste omzetprognoses zijn verstrekt, de inventaris die ze van haar voorganger heeft overgenomen ‘waardeloos’ was en een onjuiste formule voor de winkelwaarde is gehanteerd, waardoor ze te veel zou hebben betaald. Ook zou er geen deugdelijk vestigingsplaatsonderzoek plaats hebben gevonden.
De rechter oordeelt dat het beroep van de franchisenemer op dwaling niet kansloos is. Verder onderzoek en bewijslevering naar het tot stand komen van de overeenkomsten en de rol van Brilmij bij de aankoop van de winkel wordt noodzakelijk geacht voor een goede beoordeling van de geldvordering. Daarvoor is de kort gedingprocedure volgens de rechter niet geschikt.
Reacties 0