Hoewel een doorstart eerder was afgeketst, gaat het kinderkledingmerk toch door onder November Holding's dochteronderneming.
Little Indians gaat wél door: merkrechten verkocht aan dochterbedrijf
Gepubliceerd op 27 oktober 2023 om 13:00
Het in juni failliet verklaarde kinderkledingmerk Little Indians wordt toch doorgestart. Eigenaar November Holding heeft de merk- en beeldrechten overgedragen aan zijn dochteronderneming, November Retail.
Dat het kledingmerk zijn (online) deuren toch opent is opvallend: eerder deze week werd met het verschijnen van het tweede faillissementsverslag duidelijk dat een doorstart niet meer tot de opties behoorde. De reden daarvan was dat eigenaar November Holding op het laatste moment geen rol meer wilde spelen in een doorstart. Datzelfde November Holding gaat nu dus toch door met het merk, onder dochterbedrijf 'November Retail'.
“In de inboedel van het faillissement zaten niet de merk- en beeldmerkrechten”, zo legt curator Saskia Hattink uit aan RetailTrends. “Die zijn in handen van de holding. Dus ze kunnen deze voortzetting doen, ondanks dat een doorstart deze week niet doorging.”
Veel voorraad
November Holding licht zelf toe dat zijn dochteronderneming ook de voorraden heeft overgenomen van Little Indians. Dat terwijl uit het faillissementsverslag bleek dat de faillissementsverkoop nog ruim 70 duizend euro heeft opgeleverd. Het lijkt erop dat deze voorraden door dochterbedrijf November Retail is gekocht.
Naar eigen zeggen zal kindermodemerk Little Indians worden voorgezet met nieuwe collecties, speelgoed, servies en 'basisitems'.
Vanessa Erasmus richtte Little Indians in 2016 op. Het merk had zo'n 400 verkooppunten in 25 landen. Ook had het een eigen webshop en een winkel in Rotterdam. Vanaf 1 november wordt het merk dus weer in een aantal winkels verkocht, al zijn daar de precieze details over onbekend. De webshop is al weer open.
Uitstel van betaling
In juni werd in de eerste instantie een surseance van betaling aangevraagd, omdat het merk volgens de curator 'in principe levensvatbaar' was. Daar was extra werkkapitaal, tijd en een korting op de schulden voor nodig. Toen bleek dat er vervolgens geen reëel zicht was op een grote investering - waarmee de schuldeisers kon worden betaald - werd de surseance omgezet in een faillissement.
