De trend van teruglopende winkelleegstand is in volle gang en zal naar verwachting nog wel even doorzetten. Daarbij is een duidelijke tweedeling zichtbaar, waarbij vooral grote steden steeds minder beschikbare winkelruimte hebben. Amsterdam spant niet alleen in Nederland, maar ook Europees gezien de kroon. Met een leegstandspercentage van 1,9 procent heeft onze hoofdstad volgens Locatus relatief de minste ongebruikte winkelpanden van alle grote Europese steden. Toch betekent dat niet dat er een feeststemming heerst rond Amsterdam als retailstad. De diversiteit in het winkelaanbod ligt onder vuur en vanaf dit jaar zet de gemeente een nieuw vijfjarenplan in gang om zijn toekomst als succesvolle winkelstad te garanderen. Wat gaat goed en waar zitten de knelpunten?
Amsterdam rolde in 2016 nog als beste winkelstad van de Benelux uit onderzoek van JLL, waarbij tweehonderd internationale retailers werden ondervraagd. Zij zien de Nederlandse hoofdstad als ‘de meest volwassen’ retailstad van Nederland en België. Hebben zij eenmaal voet aan de grond gezet in Londen, Parijs, Milaan, Madrid of Berlijn, dan is Amsterdam een logische volgende stap. De stad heeft niet voor niets de meeste internationale retailers binnen zijn stadsgrenzen van alle Benelux-steden. Alleen al van de in het onderzoek ondervraagde bedrijven, is 85 procent er vertegenwoordigd.
De leegstand in Amsterdam is inmiddels zo laag, dat Locatus vreest voor negatieve bij-effecten. “Een beetje leegstand is goed, omdat er dan makkelijk nieuwe winkelconcepten een plek kunnen vinden”, zegt directeur onderzoek Gertjan Slob in Trouw. Nu kan het zomaar gebeuren dat een vernieuwend concept aan Amsterdam voorbijgaat, stelt hij. Ook voor grote, internationale spelers blijkt het niet altijd eenvoudig een plekje te bemachtigen. Zo opende Primark er pas eind 2016 een winkel, terwijl het al op vijftien andere locaties in Nederland aanwezig was. De late entree in de hoofdstad was geen bewuste keuze, zo gaf directeur Benelux Ronald Voogt toe tegenover RetailTrends. “Maar de mogelijkheden liggen niet voor het uitzoeken, zeker niet voor het aantal vierkante meters dat wij zoeken. Anders hadden we het zeker eerder gedaan, Amsterdam staat al lang op de lijst.”
Toeristenwinkels
Een ander nadeel is volgens Slob dat kleinere partijen sneller uit de markt worden gedrukt. "In Amsterdam zie je bijvoorbeeld dat voorzieningen voor omwonenden steeds vaker plaatsmaken voor toeristenwinkels, zoals souvenir- en kaaszaken." Die laatste trend is Amsterdam al langer een doorn in het oog en onlangs zelfs aanleiding in het centrum geen nieuwe winkels meer toe te staan die alleen op toeristen en dagjesmensen zijn gericht. Die zorgen volgens de gemeente voor een verschraling van het winkelaanbod en een afname van de leefbaarheid voor bewoners. De gemeente Amsterdam is naar eigen zeggen gastvrij en tolerant, maar wil ‘de stad en haar bewoners beschermen tegen het groeiend massatoerisme’. Een besluit dat nog een staartje krijgt, want kaasverkoper Cheese Company heeft al een rechtszaak aangespannen omdat het een van zijn vijf winkels moet sluiten door het nieuwe beleid. Daarbij stelt het de criteria die Amsterdam hanteert voor een toeristenwinkel ter discussie. “Moet Amsterdam Cheese Company een bordje ’verboden voor toeristen’ op de deur plakken?”, schetst advocaat Tom Barkhuysen de moeilijkheid in De Financiële Telegraaf.
Toch zou het onterecht zijn om te beweren dat er geen vernieuwing meer plaatsvindt in de Amsterdamse winkelstraten. Nudie Jeans, Volcom, Komono, Isabel Marant, Edited en John Fluevog Boots & Shoes zijn voorbeelden van buitenlandse ketens die alleen al het afgelopen jaar hun eerste Nederlandse vestiging openden, en steevast de hoofdstad. Verder mocht Amsterdam in 2017 ‘de eerste avocadowinkel ter wereld’ begroeten, de ‘meest bijzondere frietervaring’ van Nederland, de Europese flagshipstore van Under Armour en het nieuwe Cotton Club-concept van The Sting. En natuurlijk vond ook de Nederlandse aftrap van Hudson’s Bay plaats in Amsterdam en maakt H&M-keten Arket er komend voorjaar zijn debuut.
Voor de ondernemers in het stadscentrum is het allemaal niet genoeg, zo bleek toen zij de noodklok luidden in een opiniestuk in Het Parool. Zij vinden dat de gemeente er harder aan moet trekken om de binnenstad aantrekkelijker te maken. ‘Wereldwijd kampen steden met een ongecontroleerde transformatie van hun binnenstad’, schrijven vier ondernemersclubs in de gezamenlijke brief. ‘Woonfuncties staan onder druk, toeristen krijgen de overhand en de 'vrije' markt doet de rest. Pandeigenaren ruiken rendement en verhuren liever aan toeristenwinkels en -ketens dan aan de aloude huurders. Van Londen tot Lissabon en van Barcelona en Berlijn tot New York wordt hiertegen gestreden. Er wordt bestemd, beschermd, verboden en gereguleerd. En het helpt.’
San Francisco
Dat Amsterdam begin vorig jaar aankondigde een diverser winkelaanbod te willen bevorderen door het winkelaanbod per straat te reguleren met een brancheringsplan, is voor hen niet genoeg. Zij vinden dat een voorbeeld moet worden genomen aan een stad als San Francisco. Regelgeving beperkt daar de mogelijkheden voor ketenwinkels, omdat retailers die wereldwijd meer dan elf vestigingen hebben speciale toestemming moeten vragen om zich er te mogen vestigen. Dat heeft volgens de Amsterdamse ondernemers als resultaat dat grote retailketens er twaalf procent van de vestigingen in handen hebben, waar het nationaal gemiddelde op 32 procent ligt.
Dat de stad zich de kritiek aantrekt, wordt duidelijk in zijn nieuwe vijfjarenplan ‘sterke winkelgebieden in een groeiende stad’. Daarin wordt de kritiek op het winkelaanbod en de sterk gestegen huurprijzen als belangrijke uitdagingen voor de komende jaren genoemd. Toch zijn dat niet de belangrijkste speerpunten, gelet op de hoofddoelstellingen die Amsterdam zich tot 2022 heeft gesteld. De eerste is dat inwoners dagelijkse boodschappen in de buurt moeten kunnen doen, op maximaal 750 meter loopafstand. Daarnaast moeten er meer aantrekkelijke winkelgebieden komen, ook buiten de binnenstad. Daarbij moet ‘nadrukkelijk plaats zijn voor (inter)nationale en vernieuwende formules in meerdere aantrekkelijke winkellocaties’. Winkelaanbod moet zoveel mogelijk geclusterd worden, terwijl slechts beperkt ruimte is voor nieuwe winkelmeters. Verder wil de hoofdstad op termijn af van perifere retaillocaties met doe-het-zelf- en woninginrichtingwinkels en grootschalige detailhandelslocaties.
De concrete maatregelen voor meer diversiteit in het winkelaanbod blijven – afgezien van het verbod op toeristenwinkels – nog wat onduidelijk. De stad hamert bij de aanpak daarvan vooral op het belang van maatwerk, samenwerking en ‘een brede blik’. Elk winkelgebied heeft eigen kansen en knelpunten, constateert de gemeente. ‘Wat in het ene gebied positief werkt, hoeft ook niet te werken in andere gebieden. Daarnaast kan ingrijpen in het ene winkelgebied invloed hebben opklantenstromen en daarmee het economisch functioneren van andere winkelgebieden’. Verder ziet Amsterdam de samenwerking tussen ondernemers, vastgoedeigenaren, bewoners en gemeente als cruciaal. ‘Een redelijke organisatiegraad én de wil om iets te veranderen maakt het gemakkelijker om vervolgens samen stappen te zetten voor een sterker winkelgebied’. Met de brede blik doelt de gemeente op andere functies en voorzieningen in gebieden, zoals horeca, markten, parkeergelegenheid en ruimte voor bevoorrading, die mede bepalend zijn voor hoe de detailhandel zich kan ontwikkelen. Concluderend toont Amsterdam zich vooral tevreden met zijn huidige status als winkelstad. ‘Omzetten stijgen, het aantal banen groeit, relatief weinig winkels staan leeg en de winkelhuren ontwikkelen zich op de meeste plekken in de stad gunstig. De detailhandel functioneert redelijk tot uitstekend.’
Yet ten Hoorn 5 jan, 17:41