Elf provincies hebben een eigen detailhandelsbeleid

Elf provincies hebben een eigen detailhandelsbeleid

De afgelopen drie jaar is het aantal provincies met een eigen detailhandelsbeleid gegroeid van drie naar elf. Alleen in Flevoland is er een beperkt beleid, zo blijkt uit een inventarisatie door de Retailagenda. In alle provincies wordt tegenwoordig onderzoek gedaan naar de koopstromen en leegstand, waar dat voorheen in de helft van de provincies gebeurde.

Alle twaalf de provincies ondertekenden in oktober 2016 een provinciale retaildeal. Daarbij namen ze de taak op zich om de overcapaciteit aan winkeloppervlak aan te pakken en voor sterke winkelgebieden te zorgen. 

De provincies hebben sindsdien uiteenlopende maatregelen getroffen om te komen tot goede regionale afspraken. Zo worden er subsidies beschikbaar gesteld om gemeenten te ondersteunen bij het compacter maken van de binnenstad. In de provincies Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant zijn adviescommissies ingesteld die nieuwe retailinitiatieven objectief moeten beoordelen. Verder is in Overijssel het versnellingsprogramma ‘De Stadsbeweging’ ontwikkeld, waarbij teams innovatieve oplossingen bedenken voor het aantrekkelijker en vitaler maken van hun binnenstad.

De gezamenlijke provincies hebben staatsecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken en Klimaat woensdag geïnformeerd over de belangrijkste acties. “De opgave was groot en er zijn flinke stappen gezet, maar we zijn zeker nog niet klaar”, reageert Sander de Rouwe van het Interprovinciaal Overleg (IPO). “Er zijn punten die blijvend aandacht verdienen.”

De provincies vragen onder meer aandacht voor langdurige leegstand in krimp- en anticipeerregio’s en middelgrote gemeenten, waar geen toekomst voor recreatief shoppen meer is. Daarbij hopen ze op extra steun, bijvoorbeeld in de vorm van een landelijk fonds voor langdurige leegstand.

Reacties 2


Koen van Dijk 21 feb, 13:01

Als toelichting op mijn visie een huidige casus van hoe het niet moet: Een van mijn winkels is gevestigd in het kleine middelgrote Schijndel. Deze gemeente procedeert al en paar jaar tegen een gewenste forse uitbreiding van Van Cranenbroek op een zicht locatie van een industrieterrein. De argumentatie is hierbij dat ze te veel "branchevreemde" artikelen willen verkopen waardoor de "detailhandel" in het bruisende centrum de nek wordt omgedraaid. Opvallend in deze procedure is het dat hierover geen detaillist zef negatief hoort, dat alleen het citymanagement (waar gemeente zelf deel van uitmaakt) en die zonder enige legitimatie van de detailhandel ons zegt te vertegenwoordigen. Mijn visie hier is helder: Gemeenten ontwikkel echte visie en geef detailhandel die durft te investeren ruimte. geloof me als een detaillist in deze tijd durft en kan investeren in stenen winkels waar dan ook in uw gemeente gooi de rode loper uit en faciliteer zondig in de omgeving als ontsluitingswegen ed ! Pas dan toont U visie en maak daar dan beleid voor.


Koen van Dijk 21 feb, 12:25

Provincies en gemeenten blijven detailhandelsvisie structureel verwarren met ruimtelijke ordening. Terecht wordt in het artikel gesteld dat er geen en steeds minder behoefte is aan recreatief shoppen in heel veel middelgrote en ik durf te zeggen ook grotere gemeenten zonder toegevoegde waarde. Dit wordt gewoon veroorzaakt door veranderend consumentengedrag en is onomkeerbaar. Compactere winkelcentra is leuke window dressing voor 5 a 10 jaar. Beschouw winkels niet als onderdeel van een pretcentrum als doel op zich. Ontwikkel als gemeente en provincie pas detailhandelspand beleid als je echt duidelijk hebt welke soort stenen winkels in die gemeente noodzakelijk blijven en als duidelijk is op welke wijze je als overheid je ook juist die detailhandel aan je kunt binden. Het bestaansrecht van een winkel op een bepaalde plaats is echt bepaald door de te behalen omzet afgezet tegen vooral de kosten van huisvesting. (huur maar vergeet ook niet alle extra bijkomende lasten als verplichte promobijdragen, reclamebelasting ed.).
Subsidie voor leegstand is altijd een valsspeler in de marktwerking met een veranderend beleid. Net zo goed als het een risico is voor een winkelier om te veel huur aan te gaan is het een risico voor een pandjesbaas om een te duur winkelpand te hebben. als er feitelijk geen markt meer is voor de hoeveelheid winkelpandjes in een zeker gebied en er dus niet meer de economisch noodzakelijke huur kan worden ontvangen zal de pandjesbaas zijn plan moeten trekken. Vaak zal dit eerst huurverlaging zijn waardoor er ondernemer met lagere omzetten (kappers, telefoonwinkels, nagelstudios ed) zich kunnen vestigen maar uiteindelijk gevolgd door bestemmingsplan wijzigingen als ombouw naar woning. Dit is overigens een ontwikkeling van alle tijden. Iedereen kan zich uit zijn jeugd nog wel winkeltjes "aan huis" herinneren die allang weer woning zijn geworden. De roep om bruisende compacte stadscentra is allen maar nostalgie. Daar waar er al "kunstmatig" bruis gecreëerd wordt is het vermaak wat mensen graag ervaren en waar horeca terecht garen bij spint maar waar de winkels geen omzet mee vergroten. De toekomst van de echte speciaalzaken die in ieder geval wat extra's bieden boven de webwinkelervaring zal niet meer zijn in compacte middelgrote centra's maar her en der diffuus verspreidt in het landschap. De klant anno 2025 en verder gaat alleen nog funshoppen in centra die echt meer bieden als alleen winkels en horeca bv ook een echte bezienswaardighed, muzea ed die gezamenlijk en dagje uit rechtvaardigen. En de overige speciaalzaakwinkels worden specifiek ingepland en bezocht waarbij de locatie niets uitmaakt omdat de klant daar specifiek naar toe reist.

Schrijf een reactie


Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Altijd op de hoogte van de laatste trends in de retailsector.

Schrijf je nu in voor de nieuwsbrieven van RetailTrends.

Er staan fouten in het formulier. Corrigeer je invoer en probeer het opnieuw.

Vul uw wachtwoord nogmaals in ter controle.

Je bent toegevoegd aan onze mailinglijst!

Pushberichten ontvangen?

Blijf op de hoogte van het laatste retailnieuws!