Per 1 januari 2021 is de nieuwe franchisewet ingegaan. Dat betekent dat franchisegevers en -nemers zich vanaf nu aan deze wet moeten houden bij het sluiten van nieuwe franchiseovereenkomsten. Waar moet dat nieuwe contract aan voldoen en waar moet je op letten?
Allereerst is het belangrijk te weten dat er voor bestaande franchiseovereenkomsten nu nog niets verandert, deze moeten pas twee jaar na de inwerkingtreding aan de franchisewet voldoen (dus op 1 januari 2023). Deze uitzondering geldt enkel voor specifieke onderwerpen: de goodwill bij einde van de franchiseovereenkomst, het non-concurrentiebeding en het instemmingsvereiste voor wijzigingen in de franchiseformule of het exploiteren van een zogenaamde ‘afgeleide formule’ (zie hierna).
Verplichtingen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst
Franchisegever en -nemer zijn verplicht om elkaar in de fase waarin zij nog aan het onderhandelen zijn over tenminste een aantal zaken – die wettelijk zijn vastgelegd – tijdig en correct te informeren. Zo kunnen beide partijen goed beoordelen of, en onder welke voorwaarden, zij een samenwerking aan willen gaan.
Met de Wet Franchise is ook het PID (Precontractueel Informatie Document) geïntroduceerd. In het PID kan de (hierna genoemde) vereiste informatie worden opgenomen die vervolgens aan de aspirant franchisenemer wordt verstrekt. Een PID is niet verplicht, maar het kan wel praktisch zijn omdat op die manier alle informatie wordt samengevoegd en (ook later) makkelijk te raadplegen is.
De franchisegever dient in ieder geval de volgende informatie aan de toekomstige franchisenemer (bijvoorbeeld door middel van het PID) te verstrekken:
- De (concept) franchiseovereenkomst.
- Een overzicht van te betalen vergoedingen, opslagen en andere bijdragen met een toelichting waar die bijdragen voor bedoeld zijn.
- Een overzicht van de door franchisenemer verlangde investeringen.
- De wijze waarop het overleg tussen franchisegever en franchisenemers is vormgegeven (bijvoorbeeld via een franchiseraad) en – indien aanwezig - de contactgegevens van het orgaan dat de franchisenemers vertegenwoordigt.
- De mate waarin, de frequentie waarmee en de wijze waarop de franchisenemer kennis kan nemen van omzet-gerelateerde gegevens, die de franchisenemer betreffen of voor zijn bedrijfsvoering van belang zijn. Bijvoorbeeld als de franchisegever de boekhouding verzorgt van de franchisenemer en de franchisenemer zelf beperkte toegang heeft tot omzetgegevens.
- Informatie over de financiële positie van franchisegever bijvoorbeeld door het verstrekken van de recente jaarrekening en het jaarverslag zodat de franchisenemer zich een beeld kan vormen over de vraag of de franchisegever een ‘gezond’ bedrijf is.
- Informatie over de vraag in hoeverre de franchisegever initiatieven kan ontwikkelen om in concurrentie te treden met franchisenemers, bijvoorbeeld via een zogenaamde ‘afgeleide formule’ die wordt geëxploiteerd vanuit de franchisegever (zoals hierna nader toegelicht).
- Historische financiële gegevens met betrekking tot de beoogde locatie voor zover deze redelijkerwijs beschikbaar zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om omzetgegevens die eerder door een franchiseonderneming op die locatie zijn behaald, of een vestigingsplaatsonderzoek, een onderzoek naar de lokale koopkracht of huurprijzen. Indien eerdergenoemde gegevens niet beschikbaar zijn, kan de franchisegever volstaan met financiële gegevens van één of meer onderneming(en) die de franchisegever als vergelijkbaar beschouwt, met een toelichting waarom de franchisegever deze vergelijkbaar acht. De franchisegever wordt in ieder geval niet verplicht tot het verstrekken van omzetprognoses. Evenmin hoeft de franchisegever gegevens te verstrekken die niet binnen zijn ‘informatiedomein’ liggen. Het is namelijk denkbaar dat bepaalde gegevens juist binnen het informatiedomein van de franchisenemer liggen.
- Alle overige informatie waarvan de franchisegever weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze van belang zijn voor het sluiten van de franchiseovereenkomst. Dit is een ruim begrip dat niet nader in de toelichting op de Wet is omschreven. Wel is duidelijk dat het informatie betreft die van belang is voor de besluitvorming van de franchisenemer om al dan niet een franchiserelatie aan te gaan.
Prognoseplicht
De franchisegever is (nog steeds) niet verplicht om de franchisenemer prognoses te verschaffen. De franchisenemer heeft wel een onderzoeksplicht om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van een contract. Deze verplichting is nu in de wet opgenomen.
Stand-stillperiode
Nieuw is de stand-stillperiode van (minimaal) vier weken, die ingaat als alle relevante, eerder genoemde informatie is verstrekt. Gedurende deze periode mag een franchisegever geen franchiseovereenkomst, of daarmee verwante overeenkomst (zoals een huurovereenkomst), met de franchisenemer sluiten. Ook mag de franchisegever gedurende deze periode de franchiseovereenkomst niet ten nadele van de franchisenemer wijzigen en evenmin mag zij de franchisenemer aanzetten tot het doen van investeringen in verband met de aanstaande franchiserelatie, zoals de aanschaf van apparatuur of onroerend goed. Indien de franchisegever een gewijzigd of nieuw concept franchiseovereenkomst voorlegt aan de franchisenemer met aanpassingen ten nadele van de franchisenemer, dan geldt dit als verstrekking van nieuwe informatie. Dit heeft tot gevolg dat opnieuw een termijn van 4 weken begint te lopen. Deze stand still periode beoogt er dan ook mede voor te zorgen dat de franchisegever alle informatie tijdig verstrekt.
Geheimhoudingsovereenkomst
Wel mag een franchisegever een geheimhoudingsovereenkomst sluiten met een franchisenemer om ervoor te zorgen dat de gedeelde informatie vertrouwelijk blijft. Hierbij dient een franchisegever er waakzaam op te zijn dat in deze geheimhoudingsovereenkomst niet tevens financiële verplichtingen voor de franchisenemer zijn opgenomen.
De stand-still periode heeft betrekking op overeenkomsten tussen de franchisegever en de beoogd franchisenemer. Het voorgaande blokkeert niet de mogelijkheid dat de franchisegever gedurende deze periode zelf wel al overeenkomsten aangaat met een derde, bijvoorbeeld voor de aanhuur van de locatie die de franchisegever vervolgens zou willen onderverhuren aan de franchisenemer. Het daadwerkelijk sluiten van de onderhuurovereenkomst mag vervolgens pas na het verstrijken van deze vier weken.
De inhoud van de franchiseovereenkomst
In de nieuwe franchiseovereenkomst die worden gesloten vanaf 1 januari van dit jaar dienen afspraken te staan over onder meer de goodwill, het non-concurrentiebeding en het instemmingsrecht. Het komt regelmatig voor dat de franchisegever de locatie van de franchisenemer bij het einde van de samenwerking overneemt, bijvoorbeeld doordat de franchisenemer de locatie verplicht over moet dragen. Dit levert vaak discussies op over de (goodwill)waarde. De franchiseovereenkomst dient op grond van de Wet Franchise te bepalen hoe (de omvang van) eventuele goodwill wordt vastgesteld bij het einde van de franchiseovereenkomst en hoe deze wordt afgerekend, indien de vestiging door de franchisegever wordt overgenomen om deze zelf te exploiteren dan wel te laten exploiteren door een nieuwe franchisenemer.
Ook staan er afspraken in over het non-concurrentiebeding na het einde van de franchiserelatie. De franchisegever en -nemer mogen hier afspraken over opnemen in de overeenkomst. Die afspraken mogen een looptijd hebben van één jaar na het einde van de overeenkomst mits het schriftelijk is overeengekomen en beperkt is tot de goederen en/of diensten waarop de franchiseovereenkomst betrekking had. De geografische reikwijdte mag niet verder reiken dan het exploitatiegebied gedurende de franchiseovereenkomst.
Voor (het doorvoeren van) bepaalde besluiten van de franchisegever is de instemming van de franchisenemers vereist indien de gevolgen van deze besluiten een bepaald drempelbedrag in Eurp overschrijden. Deze instemming is nodig indien de franchisegever de formule wil wijzigen óf een zogenaamde ‘afgeleide formule’ wil gaan exploiteren zonder dat franchiseovereenkomst zelf wordt aangepast.
Afgeleide formule is een nieuw begrip. Een voorbeeld van een afgeleide formule is een supermarktketen (de franchisegever) die ook overgaat op stationswinkels waarin onder dezelfde merknaam en met gebruikmaking van dezelfde huisstijl (grotendeels) dezelfde producten verkocht gaan worden. Hiermee treedt de franchisegever in concurrentie met haar franchisenemer. Indien dit negatieve gevolgen heeft voor de franchisenemer (hetgeen in dit het geval zal zijn) is instemming van de franchisenemers vereist. Een voorbeeld van een wijziging van de formule is dat de huisstijl wordt gewijzigd en voor de franchisenemer een bepaalde investering verplicht wordt gesteld.
Partijen moeten in goed overleg bepalen hoe hoog dit drempelbedrag zal zijn. Dit drempelbedrag dient in de franchiseovereenkomst opgenomen te worden. Indien er geen drempelbedrag is opgenomen, is de drempel nihil. Instemming kan worden verkregen van de meerderheid van de franchisenemers of van de betreffende individuele franchisenemer die door het voorgenomen besluit wordt geraakt.
Verplichtingen gedurende de franchiserelatie
De franchisegever heeft gedurende de relatie met de franchisenemer enkele verplichtingen. Waaronder:
- Het verstrekken van informatie over voorgenomen wijzigingen van de franchiseovereenkomst.
- Het geven van informatie over investeringen die van de franchisenemer verlangd zullen worden.
- Het afleggen van verantwoording ten aanzien van de besteding van de door franchisenemer betaalde opslagen en/of financiële bijdragen bijvoorbeeld voor marketing (de franchise fee valt hier niet onder). De verantwoording kan dan bijvoorbeeld worden afgelegd doordat de franchisegever de marktonderzoeken laat zien.
- Het minimaal één keer per jaar overleg te hebben met de franchisenemers.
- Commerciële en technische ondersteuning te bieden aan franchisenemers, waarvan inhoud en omvang afhankelijk zijn van de aard van de formule. Het kan bijvoorbeeld gaan om een uitleg over een te gebruiken kassasysteem, een startopleiding of het verstrekken van reclame materiaal.
Elke franchisegever in Nederland is verplicht om de franchisewet na te leven binnen zijn organisatie. Een franchisegever kan niet van de wet afwijken ten nadele van franchisenemers die in Nederland gevestigd zijn door te kiezen voor een andere rechtsvariant. Indien er sprake is van een in het buitenland gevestigde franchisenemer mag de franchisegever wel afwijken van de franchisewet.
Tot slot is het van belang om niet alleen de franchiseovereenkomst onder de loep te nemen, maar ook kritisch te kijken naar de manier waarop de twee partijen informatie aan elkaar verstrekken en die processen wellicht te optimaliseren. Daarvoor zijn de volgende acties raadzaam:
- Stel een PID op;
- Controleer of de werving- en selectieprocedure voldoet aan de nieuwe wetgeving (denk ook aan de vastlegging);
- Bepaal of alle informatie, die tijdens de onderhandelingen verstrekt moet worden, aanwezig is;
- Sluit een geheimhoudingsovereenkomst;
- Pas de franchiseovereenkomst aan in lijn met de Wet Franchise;
- Bespreek met franchisenemers wat een gewenste overlegstructuur is en boven welk drempelbedrag instemming van de franchisenemers vereist is;
- Neem een goodwillregeling op in de franchiseovereenkomst;
- Breng het handboek en eventuele overige documenten, die samenhangen met de franchise, in overeenstemming met de nieuwe Wet.
Last but not least is het van belang om binnen de organisatie te bepalen en goed vast te leggen welke informatie - voorafgaand en tijdens – de franchiserelatie moet worden gedeeld. De tweede stap is dat in de organisatie werkprocessen zijn ingericht die ervoor zorgen dat de informatie ook daadwerkelijk wordt gedeeld en dat in een later stadium vastgesteld kan worden welke informatie wanneer is gedeeld. Dit om onnodige en vervelende discussies te voorkomen.
Zijn er vragen over deze Wet of bestaat er behoefte om van gedachten te wisselen over de verdere implementatie van de Wet Franchise binnen de franchiseorganisatie? Neem dan gerust contact met ons op.
K. Mertens 19 jan, 12:21