De 242 franchisenemers van Albert Heijn zijn in het ongelijk gesteld in hun rechtszaak tegen de supermarktketen. Zij dachten aanspraak te maken op het principe van ‘eerlijk delen’, terwijl de franchiseovereenkomst daar niet op gebaseerd is, oordeelt de rechter.
De ondernemers zijn van mening benadeeld te worden door Albert Heijn, onder meer doordat de retailer inkoopvoordelen niet aan hen doorgeeft en zij niet meedelen in de winst over Allerhande en de bonusfolder. Voor deze wensen is echter geen basis te vinden in de franchiseovereenkomst, stelt de rechter. De franchisenemers handelen ‘voor eigen rekening en risico’, zo staat in de overeenkomst.
Hoewel de eisen van de franchisenemers geen juridische grondslag hebben, kunnen ze volgens de rechter wel legitiem zijn ‘aan de onderhandelingstafel’. De rechter noemt het ook in het belang van Albert Heijn dat de rust bij de ondernemers terugkeert en adviseert daarom hun geschilpunten via onderhandeling op te lossen.
Senior vice president real estate & construction and franchise Anneke de Vries van Albert Heijn pleitte deze week tegenover RetailNews al voor onderling overleg. “Waar twee kijven, hebben twee schuld.” Zowel Albert Heijn als de ondernemers moeten volgens haar een stap doen om nader tot elkaar te komen.
Reacties 0